De kunst die de straat op mag. Na een winter van opsluiting mogen ze naar buiten. Zoals het gele koolzaad langs de paden buiten de stad omhoog schiet zo verschijnen er op het WG terrein overal gele kastjes op palen. Het zijn de eerste mooie dagen van het jaar en de kastjes staan te stralen in de voorjaarszon. Wonderlijk geelgroen zijn ze. Waar je ook kijkt, je ziet ze overal om je heen. Door hun voorjaarskleur vallen ze direkt op. Soms staan ze in hun eentje, dan weer zie je een groepje kastjes bij elkaar. Het geeft me een wonderlijke fantasie wanneer ik daar voor het eerst over het terrein loop. De kastjes lijken met elkaar verbonden en doen zich voor als wezens waar een ziel in woont. Die in de avond, wanneer de mensen weg zijn, uit hun kastjes komen en daar op het WG terrein genoeglijk met elkaar van gedachten wisselen over de bezoekers van die dag, over hoe koud het er in de nachten is en over de nauw verholen onderlinge concurrentie. Wie is het mooiste op het terrein ? Wie heeft het meeste zeggingskracht ? Het is dan wel geen wedstrijd maar stiekem is er heus wel concurrentie. Is er al iets verkocht ?
Ik wandel op een mooie dag naar het WG terrein op zoek naar de kunstwerken die in de kasten hun plek gevonden hebben. Want over hen gaat het. Ik begin bij galerie WG kunst. Daar staan al wat kastjes in de straat. Vrolijk doen ze aan te midden van de verder zo grauwbruine ziekenhuisgebouwen. Je hoeft bepaald niet naar ze op zoek te gaan. Zo zichtbaar staan ze daar. Ik lees op de website dat er 50 zijn geplaatst. Over zoveel kasten kan ik nooit verslag doen. Ik zal moeten kiezen over welke ik ga schrijven. Maar hoe kies je dan ? Er vallen me zo een aantal criteria in. Origineel, vakmanschap, creatief, precisie, conceptueel. En negatief : slordig, voorspelbaar, onevenwichtig. Ingewikkeld hoor ! Ik besluit om vooral mijn hart te volgen. Dan zal het met de kwaliteit ook wel goed zitten. En misschien kan ik die dan benoemen.
Recht tegenover de ingang van de galerie is het al raak. Ik zie een kastje waarin een aantal vorken in de meest gekke houdingen een dansje uit voeren. De stelen zijn vervangen door kleurige onderdelen van allerlei gebruiksvoorwerpen. Een stuk van een schaar of een metalen bloemknop. Door de behandeling van het materiaal en de wijze waarop de vorken verbogen zijn worden ze omgevormd tot levende wezens die iets met elkaar hebben. Zo samen in hun kastje.
Om de hoek een kast met een veel minder opgewekt tafereel. Kartonnen ribbeltjes papier bewerkt met tinten bruine verf of poeder vormen samen een decor dat onheil suggereert of verval. Het maakt een sinistere indruk en doet me onmiddellijk denken aan de Duitse kunstenaar Anselm Kiefer. Die maakte zulke naargeestige beelden in het groot. Even goed knap hoe de kunstenaar met zo weinig middelen een heel suggestief beeld tot stand weet te brengen. En onheil en naargeestigheid stoppen niet wanneer het voorjaar mooi is.
Even verderop een pleintje waar omheen een paar kastjes staan. Ziet er wel gezellig uit zo in een kring bij elkaar. Materiekunst kan me altijd wel fascineren. Ik zie een object van op elkaar gestapelde gebochelde metalen plaatjes, in verschillende pasteltinten geverfd. Alsof er stukjes plaatstaal uit gebutste sloopauto’s is gehaald. Toch vormen ze met elkaar een harmonieus geheel. Wat een kleinood. Van waardeloos afval gemaakt, afkomstig van de schroothoop. Als ik later de beschrijving lees zie ik dat het niet van metaal maar van gips gemaakt is. En toch die indruk van metaal.
Ook op het pleintje kijk ik in een kast waar ik lang naar blijf kijken. Zo weinig weet ik waar ik naar kijk. Een klein juten doekje met hier en daar wat verf. Een voorstelling kan ik er niet in ontdekken. Wanneer ik op enige afstand ga staan zie ik opeens een perspectief ontstaan. Iets van een stad zie ik, hoge gebouwen, een brug. Het krijgt er iets ruimtelijks door, wat ik eerder niet zag. Alsof een aanvankelijk wazig beeld opeens scherp wordt en met vertraging laat zien wat het voorstelt. Het proces is wel onomkeerbaar. Nooit kun je daarna nog die aanvankelijke willekeurigheid van de onderdelen terug vinden.
Een buurkastje toont een ontroerend voorjaarsbeeld. Tulpenbollen die net uitkomen. Met fijn penseel geschilderd. Zo teer als de geboorte van een nieuwe loot hier in beeld wordt gebracht. Een navelstreng die nog een bloem gaat voortbrengen. Het schilderijtje heeft een ovale vorm waarmee het doet denken aan een fotolijst waarin een geliefde is opgenomen.
Tegenover de galerie zie ik later een kast die ik eerder over het hoofd zag. Erin staat een opvallende verschijning, een boek wat open ligt en uitgehold is. Het interieur wordt gevuld door sierlijk gevormde heesters die boven een balkon wuiven. Het kunnen ook vlinders zijn of toch vogels ? De natuur wil naar buiten. Deur open alstublieft. Pas dan kunnen ze bloeien, de vogels, de vlinders en planten.
Op het groepspleintje word ik geboeid door een ogenschijnlijk nogal knullig geknutseld timmerwerk. Stukjes hout die in elkaar grijpen en een soort open gevangenis vormen voor twee sierlijk gevormde tulpen die opvallen tegen het grove onbewerkte hout van hun kooi.
Ik vind het heel mooi gedaan. Bij nader inzien blijken de tulpen symbool te staan voor de ratten die de stad in bezit hebben genomen en kruip door sluip door spelen in de krochten onder de stad. Een huivering bevangt me bij die toelichting. De tulpen liggen er zo liefelijk bij. Geen enkele gedachte aan ratten past daarbij.
Een prettiger huisdier is de hond. Die is ook van de partij in een kast tegenover de galerie. Een hond met een bloempot op zijn hoofd. Blauw wit geglazuurd doet het denken aan Delfts Blauw. Aan schoorsteenmantelkunst uit de tijd van onze opa’s en oma’s. Maar gelukkig ontsnapt het door de bloempot aan deze inmiddels oubollige kitsch kunst. En krijgt het door die eigenzinnige uitvoering in een klassiek jasje toch een aangenaam en huiselijk karakter.
Ik ben inmiddels langs een flink aantal kastjes gelopen en besluit dat het genoeg is voor vandaag. Eerst maar eens de indrukken van deze dag laten bezinken. ‘S avonds kijk ik op de website van WG kunst nog een keer naar de werken waar ik langs ben gegaan en lees de teksten die erbij zijn geplaatst. Dat geeft dan soms nog een verrassing achteraf. Het voelt vooral goed. Deze eerste gang langs de kastjes. Ik kijk uit naar de volgende keer. Wat een variatie wordt er geboden. Zolang het maar in een kast van 40 bij 60 centimeter past.
Kees Hordijk
(kunstenaars in volgorde van bespreking : Ursula Woerner, David de Visser, Mirjam Berloth, H.F van Steensel, Pauline van Broekhuizen, Tamar Rubinstein, la cruz & Helweg, Marijke Janssen)
Geef een reactie