Aan het begin van het nieuwe jaar gaan we terug in de tijd. Een expositie van een Cobra kunstenaar in WG Kunst. Een beweging in de kunst die vlak na de tweede wereldoorlog in Nederland verschijnt. De speelse, haast kinderlijk aandoende wereld van slordig neergezette vormen en kleuren. Een ogenschijnlijk onschuldige wereld die -niet toevallig- als een nieuw begin na die zware oorlogstijd op het doek en papier van de kunstenaars verschijnt.
Anton Martineau noemt zichzelf geen Cobra kunstenaar maar de overeenkomst in het werk is treffend. En ook hij begint zijn kinderlijk aandoende fantasiekunst vlak na de oorlog, net als de anderen. Corneille, Appel, Brands en Constant. Toch wil hij zelfstandig blijven.
In de galerie hangt het werk mooi geordend aan de wanden. De schilderijen en de tekeningen.
Verzorgd door vrienden en familie van de kunstenaar want hijzelf is overleden. Het werk is opvallend fantasievol. Zoals het er in dromen en in de kinderlijke beleving aan toe gaat. Woeste bekken van verscheurende dieren, rondzwervende ledematen, geslachtsdelen. En steeds met die ogenschijnlijke slordigheid op het doek gezet. Een pleidooi voor het instinctieve, impulsieve leven lijkt het. Een bevrijding van al die stijfheid en regelgeving van voor de oorlog die alles omver gooide aan beschaving. Hier gaat alles naar hartelust los. De instincten, de hartstochten en de fantasie. Wat er vanaf spat is de oerkracht, de heftigheid.
Tegenover de ingang hangen drie werken die gelijk raak zijn. Sterk in kleuren en voorstelling.
Een naakt met een vaag mansfiguur ernaast. Clair obscur geschilderd, het doet in de verte denken aan Rembrandt. Als een fremdkorper hangen er even verderop een paar traditionele landschappen aan de wand. Vermoedelijk uit een eerdere periode, waarin “het beest” nog niet in hem is los gebroken. Wat het aan gebeurtenissen verbeeldt kun je alleen maar naar raden. Er wordt je niets verteld. Maar dat het gaat over de bevrijding van het instinctieve leven is duidelijk. Alsof Freud met zijn analyse van het driftleven ook tot de kunstenaars is doorgedrongen. Weer niet toevallig na die alles vernietigende oorlog waarin de beschaving een beetje ten onder is gegaan.
Nu, anno 2023, doet het werk ook wat gedateerd aan. Het stamt uit een periode die voorbij is.
Die bevrijding van toen is nu niet meer nodig. Misschien is er zelfs teveel vrijheid ontstaan. En zoeken we weer kaders, precisie, regelmaat. Het is ook een terugkeer in de tijd die een glimlach teweeg brengt. “O ja, zo vrijgevochten was het”. Karel Appel deed in die dagen zijn beroemde uitspraak : “ïk rotzooi maar wat aan”.
Toen ik de aankondiging van de expositie las was ik even verbaasd. Alsof ik werd teruggeworpen in de tijd. Een grootmeester van weleer. Een naam die ik van de kunstveilingen kende. Een belangrijk kunstenaar uit het recente verleden die nog betaalbaar was.
En nu denk ik : wat zijn we die speelsheid kwijt geraakt. Wat straalt het door de kleuren een vrolijkheid uit die tegenwoordig ver te zoeken is. Wat zijn we anno nu serieus geworden.
Geen kunstenaar zal nog zeggen : “ik rotzooi maar wat aan”. Het zou dodelijk zijn voor zijn reputatie.
Kees Hordijk
Geef een reactie