De witte muur
Een dag voor de opening tref ik de expositie al geheel ingericht aan. Iets wat zelden gebeurt. De kunstenaar is er niet. De zaal is nog leeg, maar vol met kunst aan de wanden.
Ik herken het handschrift van de kunstenaar. Ruim een jaar geleden heeft hij ook een expositie gehad bij WG Kunst. Het eerste wat me invalt bij het zien van de gevulde wanden is het woord MATERIEKUNST. Als er iets stoffelijk is dan is het wel de wijze waarop deze panelen of kartonplaten gevuld zijn met materie. Je kunt niet precies achterhalen wat er allemaal is gebruikt om ze te vullen. Ik zie verf en ik zie een fijne door elkaar lopende bedrading. Maar dat woord geeft al niet goed weer wat je ziet. Je kunt het ook vlechtwerk noemen omdat het patroon van de draden een vaste structuur heeft. Die overigens in elk werk weer anders is.
Soms is de bedrading zo fijn dat je van wollig zou kunnen spreken. Onder het weefsel van fijne draden zie je de verf pasteus opgebracht. Ja, zeg maar rustig in klodders over het doek of paneel verspreid. Ook dat geeft het karakter van materie goed weer. Misschien is er nog meer materiaal in het werk opgenomen. Dat kun je niet met zekerheid zien. Soms wel. Dan zie je opeens een metalen blikje op een werk onder het ragfijne netwerk verschijnen. Ergens anders zie je vierkante vormen opbollen onder de bekleding van de verf.
Ik loop met verbazing door de zaal heen en weer. Terechtgekomen in een universum waar je niet direct de weg in weet. In die zin biedt de kunstenaar ons een nieuwe wereld aan. Een wereld die je nog niet kent. Tussen de werken op en neer lopend komen er langzaam associaties bij je naar boven. Alsof je bij een wandeling opeens een verborgen plek vindt waar materialen al vele jaren liggen te wachten totdat ze gevonden worden. Tot dan toe nooit door iemand opgemerkt. Aan weer en wind blootgesteld. Verweerd geraakt door zon en regen. Zuren die zijn ingevreten in de stof. Het is een soort van archeologie die je aantreft. Een onverwachte tocht door onbekend terrein.
In de begeleidende tekst spreekt Chiel zijn verlangen om niet te vervallen in klaarliggende vormen die we meestal op kunstwerken aantreffen. Daar wil hij aan voorbijgaan. Maar, vraagt hij zich af, blijven dan alleen de willekeurige vormen over die de natuur of het toeval ons biedt? Dan is het geen kunst meer, wanneer de natuur de vormen heeft geschapen. Hij zoekt naar een tussengebied. Een gebied waar hij kunstenaar blijft die de voorstellingen maakt. Maar waar de vormen volstrekt toevallig tot stand lijken te zijn gekomen. Zonder speciale vormgeving bedacht. En dat is wat we hier zien. Het is niet toevallig dat de werken enigszins doen denken aan natuurtaferelen. Waar de willekeur van het getij heeft huisgehouden. Des te meer is het bijzonder dat het wel degelijk de menselijke hand is geweest die deze beelden heeft bedacht en gemaakt.
Humor ontbreekt in deze expositie niet. Veel werken heten “witte muur”. Terwijl ze vol kleur zitten. WITTE MUUR is ook de titel van de hele expositie en daarmee laat hij zien hoe betrekkelijk namen zijn. Ze doen er eigenlijk niet toe. Zelfspot spreekt ook uit de titel “Arte Povera”. Letterlijk vertaald “Arme Kunst”.
In het midden van de zaal staan er een aantal objecten. Ook daar is de humor of zelfspot niet ver weg. Een hoge sokkel biedt plek aan een aantal vierkante stenen, op elkaar gestapeld.
Bij nader inzien bestaan de stenen uit samengeperst papier. De titel van de opeengestapelde stenen luidt “5 liter mislukte kunst”.
Uren later, bij een terugblik vanaf mijn bureaustoel thuis, merk ik dat de tentoonstelling me flink heeft geraakt Zonder precies te weten waarom of waardoor. Het is een universum dat indruk op je maakt, maar waar je niet goed raad mee weet. Is dat misschien de associatie met opgegraven en vergane spullen? Een associatie die ontstaat door het aangetaste weefsel van touw wat een sfeer van oudheid en vergane glorie oproept? Aan de andere kant zag ik zelden zo’n indrukwekkende expositie die de tijdelijkheid van het bestaan zo onder je neus wrijft.
Ergens in de expositie sta je ineens voor een bloeiende plant. Het levende is er zo te zien al lang af, maar toch roept ze even de pracht van de natuur in je op. En o ja! Ergens in een hoek hangt een heel dun vel papier. Het is bijna helemaal oranje/rood geverfd. Ook dat geeft me even wat vreugde. Voor de rest ben ik diep onder de indruk van deze expositie, maar word ook op een of andere manier geconfronteerd met de zwaarte van het menselijk bestaan. Die gelukkig door de humor van de zich herhalende titels ook weer wordt gerelativeerd.
Kees Hordijk
Geef een reactie