LICHT EN SCHADUW
Nog niet erg op de hoogte met het werk van Joop Haring loop ik de zaal van WG Kunst in.
De kunstenaar is nog druk bezig met de laatste werkzaamheden bij het inrichten van zijn expositie. Het biedt me de gelegenheid de eerste indruk van zijn werk geheel op eigen waarneming te baseren. Niet beinvloed door veel kennis over het werk van de kunstenaar.
Rondlopend valt me op hoe er een afwisseling is tussen foto’s en pastels. Beiden van natuurtaferelen. Zeg maar vooral van bomen en struikgewas. Je ziet op de foto’s welke natuur tot de getoonde kunst heeft geleid. Vellen papier waarop in groene tinten doorkijkjes in bomen zijn afgebeeld. In de zaal staan er ook bouwsels van keramiek die aan woontorens doen denken. Vierkante torens waarvan de segmenten elke keer verspringen. Met vensters. Aan de wand een paar objecten die niet direct door de natuur lijken te zijn geinspireerd.
Ik raak steeds meer geboeid door de vraag wat de kunstenaar met dit alles heeft beoogd.
Gaat het hier om de tegenstelling tussen cultuur en natuur ? Een tegenstelling tussen het levende groen van de natuur en de voortbrengselen van mensenhand ?
Het wordt me duidelijk dat Joop veel in India is geweest. En daarmee groeit het besef dat het in die cultuur niet gaat om tegenstellingen maar om harmonie, om overeenkomst. Het is de verbondenheid met de natuur van waaruit de mens zijn gebouwen vorm geeft en die een lofprijzing zijn op de goddelijke natuur. De twee staan niet tegenover elkaar zoals je dat in onze samenleving ziet maar het bouwen van de mens is dienstbaar aan die overweldigende natuur.
Ik begin het werk van Joop beter te begrijpen. Hij is daar zelf vaak geweest en heeft die andere manier van leven, waarin je veel dichter bij de natuur staat, leren kennen.
Ik begin de eenheid in zijn werk te zien ook al lijkt er een tegenstelling te zijn tussen de bouwsels en de groeisels. Hij schetst voor onze ogen een werkelijkheid die niet de onze is. Een oosterse werkelijkheid die getuigt van een natuur die overweldigend is. Die ons leven bepaalt. Waar wij als mensen ondergeschikt aan zijn en die ons inspireert. Die vorm geeft aan ons geloof.
Ik leer deze middag dat je kunst – maar misschien moet je dat woord niet eens meer gebruiken in dit verband – niet moet zien als een zelfstandig metier maar als een eerbetoon aan wat de natuur ons geeft. Wat daar een mooi voorbeeld van is zien we in de pogingen van Joop om het spel tussen licht en donker in beeld te brengen. Het licht wat levensbrengend is. Zonder dat kunnen we niet. Op een blad aan de wand heeft hij de natuur gevangen in eindeloos veel vierkantjes die het wonder van licht prachtig in beeld brengen. We zien de schittering in het beeld verschuiven al naar gelang de bladeren, die voortdurend in beweging zijn, het licht reflecteren.
Wij kennen die ontzagwekkende natuur hier niet zo goed. In ons polderlandje. Maar ik begrijp dat je in zo’n natuur als vanzelf ontzag krijgt voor het overweldigende karakter ervan.
En dat het menselijk handelen zich in bescheidenheid voegt naar die imposante wereld om je heen. Zelfs de kunst die je er maakt zal dienstbaar zijn aan dat veel grotere gebeuren in de natuur.
Dat is wat ik hier deze middag in de zaal van WG Kunst proef. Er is hier geen hierarchie.
De foto’s hangen naast de pastels. Beiden geven ze een impressie van die ontzagwekkende natuur, van het licht wat er tussen de takken speelt.
Zelfs de objecten aan de wand zijn reflecties van natuurvormen, zijn er aan ontleend. En de kunstenaar heeft slechts een kleur gebruikt bij al zijn pastels en dat is groen. Maar dan wel een groen in oneindig veel tinten.
Je wordt er vanzelf bevangen door die natuur waarin de mens maar nietig is wanneer je een tijdje door de zaal hebt gelopen. Er is iets dat groter is dan onze mensenhand. De boomtekeningen zijn daar een voorbeeld van maar evengoed de ogenschijnlijk abstracte keramiek aan de wand. Ontzagwekkende natuur maakt de mens bescheiden en weer een beetje gevoelig voor hogere machten.
Kees Hordijk
Geef een reactie